De rode vlaggen van therapie: Hervonden herinneringen cursus voor therapeuten

Sanne T. L. Houben

In september 2017 was de Vlaamse schrijfster Griet Op de Beeck tafelgast bij De Wereld Draait Door om haar nieuwe boek te promoten. Op de Beeck vertelde dat ze tijdens psychotherapie ontdekt heeft dat ze een incestslachtoffer is. Ze was aanvankelijk in therapie voor eetstoornissen, depressies en ongelukkige relaties, en had geen levendige herinneringen aan het incest. Na de therapie kon ze dit alles een plek geven. Na deze uitzending draaide de wereld, van voornamelijk rechtspsychologen, door: hadden we deze ‘discussie’ niet al (lang) achter ons gelaten?

De vraag of men traumatische herinneringen nu wel of niet kan verdringen en volledig kan terughalen tijdens therapie was hét onderwerp van een groot debat binnen de psychologie begin jaren negentig. Een hervonden herinnering is een herinnering aan een ingrijpende ervaring, waar het individu langere tijd geen weet van had maar langzamerhand bewust van is geworden. De herinneringen wordt door het individu als authentiek en betrouwbaar beschouwd. Als deze herinnering naar boven komt tijdens therapie bestaat er de mogelijkheid dat deze herinnering niet echt gebeurd is. Een belangrijk onderscheid binnen deze discussie: therapeuten (in tegenstelling tot juristen) doen niet aan waarheidsbevinding. Dit neemt echter niet weg dat ze niet hoeven te beschikken over juiste kennis over de werking van het geheugen.

Het ‘incident’ rondom Op de Beeck inspireerde Prof. Agnes van Minnen (hoogleraar klinische psychologie aan Radboud Universiteit) en dr. Ineke Wessel (universitair hoofddocent Rijksuniversiteit Groningen) om therapeuten anno 2019 te onderwijzen over hervonden herinneringen. Beiden zijn lid van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken, waar ze helaas nog vaak zulke zaken tegenkomen. Zo’n dertigtal therapeuten waren gemotiveerd om meer te leren over hervonden herinneringen. Want, wat bleek, bijna allemaal hadden ooit een patiënt met een hervonden herinnering meegemaakt of hadden zelfs ten tijde van de cursus nog een patiënt met een mogelijke hervonden herinnering in behandeling.

De deelnemers hadden van tevoren hun mening gegeven over een aantal stellingen rondom de werking van het geheugen. Deze stellingen gaan over de faalbaarheid van het geheugen (“zeer levendige herinneringen kunnen onjuist zijn”), trauma herinneringen (“herinneringen aan trauma zijn vatbaar voor suggestie”) en vergeten en blokkeren (“het is goed mogelijk dat de toegang tot een traumatische herinnering geblokkeerd is”). Dr. Wessel liet de resultaten van de groep zien. Over het algemeen presteerde de groep vrij goed. Ze waren op de hoogte van het feit dat het geheugen reconstructief is: Men slaat niet alles op zoals het daadwerkelijk gebeurd is, maar tijdens iedere ophaalpoging kunnen details vergeten worden, of zelfs worden toegevoegd. Als het echter gaat over het blokkeren van traumatische herinneringen (en deze terughalen tijdens therapie), gaat het mis. Een meerderheid (78,6%) gelooft dat dit kan.

Prof. Agnes van Minnen attendeerde deelnemers erop dat traumagericht behandelen eigenlijk geheugengericht behandelen is en dat dit risico’s (zoals het ontstaan van pseudoherinneringen tijdens therapie) met zich meebrengt en dat men dus moet opletten voor zulke ‘rode vlaggen’. Therapeuten kunnen patiënten voorlichten over de risico’s van behandelingen. Het probleem hierbij is echter dat er, in tegenstelling met de medische wereld, geen bijsluiter per behandeling bestaat. Waar we wel al mee kunnen beginnen is met het voorlichten van therapeuten over de wetenschappelijke literatuur. Vragen stellen tijdens de therapie (bijvoorbeeld ‘denk eens goed na’) zijn al snel suggestief van aard. Daarnaast is het ook van belang dat er supervisie plaatsvindt om ervoor te waken dat er omgekeerd geredeneerd wordt (dat wil zeggen oorzaken afleiden uit resultaten).

Daarna was het de beurt aan de therapeuten om casuïstiek in te brengen. Een volwassen vrouw met zelfbeeldproblemen (“Ik ben waardeloos”) was op dit moment onder behandeling. Eye Movement Desensitization and Rreprocessing (EMDR; eerste keuze behandeling voor trauma verwerking) werd gestart en na enkele sessies kwam tijdens de therapie een herinnering aan seksueel misbruik naar voren. Rode vlag nummer één. Aangezien haar herinneringen zo levendig waren, ging de therapeut erin mee. Rode vlag nummer twee. Het doel van de behandeling veranderde van zelfbeeldproblematiek naar traumaverwerking rondom seksueel misbruik. Rode vlag nummer drie. Familie gaf aan dat het mogelijk zou kunnen zijn, maar geloofde haar verhaal niet. Op dit moment heeft de patiënte het contact met haar familie verbroken. Omdat de klachten gerelateerd aan het vermeend seksueel misbruik niet (snel genoeg) afzwakten, is ze doorverwezen naar PsyTrec, een expertisecentrum waar patiënten met trauma intensief behandeld worden en binnen korte tijd het trauma verwerkt hebben. Helaas komt deze patiënte met een aantal rode vlaggen binnen.

Toch is het volgens Prof. Van Minnen niet te laat om op dit moment de patiënt nog te wijzen op de mogelijkheid van pseudoherinneringen. Het advies van Prof. Van Minnen is om voorafgaand aan de therapie de trauma herinneringen op een agenda te zetten. Alleen deze trauma herinneringen zullen vervolgens behandeld worden tijdens, bijvoorbeeld, EMDR. Als er tijdens de behandeling een nieuwe herinneringen naar boven komt, wordt deze geparkeerd. De kans is namelijk dat deze herinnering niet per se een waargebeurd trauma is, maar geassocieerd is met andere herinneringen. Door deze herinneringen te parkeren, kan deze naar verloop van tijd vager wordt en zelfs verdwijnen. Als deze herinnering nog steeds aanwezigheid is en klachten veroorzaakt bij de patiënt nadat alle ‘afgesproken’ trauma herinneringen behandeld zijn, mag men toch deze nieuwe herinnering behandelen, maar mét rode vlag. Therapeuten doen immers niet aan waarheidsbevinding en patiënten kunnen herbelevingen hebben aan een gebeurtenis die niet daadwerkelijk gebeurd is. In dat geval dient er niet herinneringsgericht behandeld te worden, maar moet de behandeling zich meer richten op gedrag (bijvoorbeeld door exposure in vivo).

Tijdens deze cursus zijn voor een dertigtal EMDR-therapeuten de ogen geopend. Nu nog hopen dat de andere 4000 therapeuten in Nederland ook op de hoogte zijn over de rode vlaggen rondom hervonden herinneringen.

Dr. Sanne T. L. Houben

Sanne is a PhD candidate at the section of Forensic Psychology. Her research focuses on the false memory effect of therapies such as Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) and Imagery Rescripting.

Previous
Previous

The relationship between insight and violence in psychosis: implications for forensic practitioners

Next
Next

Big data in the courtroom: Bug or Feature?