FORENSIC PSYCHOLOGY SECTION

View Original

Verwarring rondom verdringing

Image by Bash Fish

By Henry Otgaar, Annelies Vredeveldt en Peter van Koppen

Het interview met Bessel van der Kolk bij Zomergasten op 28 augustus heeft voor ophef gezorgd. Onze visie is dat het idee van Van der Kolk – ‘the body keeps the score’ wetenschappelijk gezien discutabel is. Aan de ene kant deelden mensen onze kritische visie maar aan de andere kant waren velen het met ons oneens. Het laat zien dat het onderwerp trauma en verdringing onderdeel is van een wetenschappelijk debat. Maar toch. Een debat moet niet zó verhit worden dat het polariseert. Waardoor kampen ontstaan die niets van elkaar aannemen. In deze reactie willen wij ons richten op de kritiek vanuit het werkveld van de clinici: therapeuten, klinisch psychologen en psychiaters.

Zo werd er betoogd dat het concept ‘verdringing’ nou eenmaal voorkomt in de psychotherapeutische praktijk. Dat punt bestrijden wij niet; uit onderzoek blijkt dat rond 70% van de therapeuten in verdringing gelooft. Dat betekent natuurlijk nog niet dat dat geloof wetenschappelijk gestaafd is. Al het geloof ten spijt: er is geen wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat traumatische herinneringen onbewust worden verdrongen omdat ze te pijnlijk zijn. Er is daarentegen wel veel onderzoek dat aantoont dat traumatische herinneringen in de regel pijnlijk goed worden herinnerd (denk aan de flashbacks die met PTSS gepaard gaan). Én er is veel onderzoek waaruit blijkt dat suggestieve technieken die erop gericht zijn verdrongen herinneringen te openbaren nogal eens tot gevolg hebben dat mensen zich gebeurtenissen gaan ‘herinneren’ die nooit hebben plaatsgevonden. Hoewel van der Kolk in zijn interview zei dat het moeilijk is om herinneringen aan te praten, laat wetenschappelijk onderzoek zien dat een derde tot bijna de helft van proefpersonen valse herinneringen kan worden aangepraat. En dat in zulk onderzoek herinneringen worden aangepraat die akelig in de buurt komen van een echt trauma: het gaat om pijnlijke, schaamtevolle, negatieve en herhaaldelijke ervaringen, zoals het ondergaan van een klysma of het plegen van een misdrijf met een wapen.

Toch is het belangrijk om te benadrukken dat onze visie niet is dat de meeste therapeuten slecht werk doen en suggestieve praktijken in hun behandelkamer gebruiken. Er zijn legio therapeuten die gebruik maken van wetenschappelijk gevalideerde interventies die heilzaam zijn, zoals EMDR. Wij ontkennen ook niet dat traumatische herinneringen gepaard kunnen gaan met fysieke klachten. En we betogen niet dat lang niet over herinneringen gedacht kan worden en details vergeten kunnen worden en vervolgens, bijvoorbeeld naar aanleiding van een beeld, geur of verhaal,weer opnieuw komen bovendrijven of anders geïnterpreteerd worden. Het gaat ons om een groep therapeuten die, in weerwil van wat wetenschappelijk bekend is, suggestieve interventies zoals hypnose inzet in behandelsessies om zo verdrongen herinneringen naar de bewuste oppervlakte te brengen. Die technieken zijn aantoonbaar gevaarlijk, in de zin dat zij valse herinneringen aan traumatische ervaringen genereren die enorme gevolgen hebben voor zowel het welzijn van de patiënt als van haar omgeving. In het ergste geval kunnen die valse herinneringen in de rechtszaal belanden, waar het levens van alle betrokkenen kan verwoesten.

Wij betreuren het dat ons artikel veel clinici heeft ontstemd. Wij maken ons oprecht zorgen om de gevaarlijke consequenties van het gebruik van suggestieve technieken in de behandelkamer, zonder daarbij te willen polariseren of alle traumabehandelingen over één kam te scheren. Natuurlijk zijn wij het met clinici eens dat patiënten serieus moeten worden genomen. De context waarin rechtspsychologen werken toont echter ook een andere kant die veel clinici niet zien: zodra het verhaal van de patiënt buiten de behandelkamer komt of zelfs in de rechtszaal belandt, wordt de authenticiteit van het verhaal bijzonder belangrijk, zelfs cruciaal. Wij blijven zodoende wel degelijk bij onze rechtspsychologische leest als wij waarschuwen voor therapeutische praktijken die valse beschuldigingen en onterechte veroordelingen tot gevolg kunnen hebben.

 

Prof.dr. H. Otgaar is hoogleraar Rechtspsychologie aan de Universiteit Maastricht en de Universiteit Leuven. Dr. A. Vredeveldt is universitair hoofddocent Rechtspsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Prof.dr. P.J. van Koppen is emeritus hoogleraar Rechtspsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Maastricht.